In 1922 schreef Franz Kafka Een hongerkunstenaar.
“Zo leefde hij met regelmatige kleine rustpauzes, jarenlang, in schijnbare glorie, geëerd door de wereld maar intussen toch meestal in een sombere stemming, die nog somberder werd door het feit dat niemand in staat was hem serieus te nemen.’’
Aanvankelijk wil iedereen de voorstellingen van de hongerkunstenaar zien. Gaandeweg verliest het publiek zijn interesse. Hij vindt aansluiting bij een circus waar hij een kooi krijgt bij de stallen van de roofdieren. Uiteindelijk wordt hij door niemand meer opgemerkt of gehoord. Zelfs het personeel verliest hem uit het oog. Na zijn wegkwijnen wordt hij min of meer bij toeval in zijn kooi ontdekt.
De pijnlijke absurde vertellingen van Kafka doen ons anders naar de ons omringende wereld kijken. De beelden die hij beschrijft roepen sterke associaties op. De combinatie van liefdevolle wanhoop en macabere humor blijft uniek.
Rudy Trouvé en Sara De Bosschere hopen de sensatie die hen overkwam bij het lezen van Een Hongerkunstenaar met u te delen.