Weerwoord

Kraai: Grote zus - Televisie

Categorie

In de reeks Grote zus schrijft Willem Claassen over zijn zeven jaar oudere en dertig centimeter kleinere zus. Zij heeft het Downsyndroom. Om de zes weken een nieuwe aflevering. Deze week ‘Televisie’.

Televisie

Het is spannend. Ik zie het aan haar hele lichaamshouding. Ze zit op het puntje van wat eigenlijk een luie stoel moet zijn. De rug kromgebogen, hoofd naar beneden. Af en toe kijkt ze verschrikt op, heel even maar, en dan buigt ze weer het hoofd.

Mijn grote zus zit in de woonkamer, amper een meter verwijderd van het televisiescherm. Het geluid staat op z’n hardst. Daarvoor heeft ze geen excuus, er is volgens mij niets mis met haar oren. Maar dat ze zo dicht op het scherm zit, komt door haar slechte ogen. Het liefst zou ze de luie stoel nog dichterbij trekken. Ze heeft ‘m al een heel eind verschoven, maar de stoel is zwaar. En het vloerkleed doet moeilijk. Het is met de stoel meegeschoven en daardoor een heel eind opgerold. Dichterbij dan dit kan eigenlijk niet.

Normaal gesproken kom ik binnen en ga ik gelijk ten aanval. Ik pak de stoel bij de rugleuning en trek ‘m naar achteren. Zij begint dan te schreeuwen, klemt haar handen om de zijleuning en zet haar voeten stevig op de grond, in de hoop dat dit het terugschuiven tegengaat. Daar blijft het niet bij. Vanwege het volume grijp ik naar de afstandsbediening. Dit weet ze inmiddels. Vaak lukt het haar net op tijd om het apparaatje op te zoeken en het naast haar in de plooien van de zitting te stoppen. De ene keer weet ik het van haar los te rukken en riskeer daarbij een rij tanden in mijn been. Een andere keer laat ik het gaan. Maar die stoel krijg ik altijd een paar meter naar achteren. Al schuift ze ‘m vaak gelijk weer naar voren.

Ik sta met deze acties volledig in mijn recht, want ik volg het huisbeleid. Ze mag niet zo dichtbij van onze moeder. Er is ergens een lijn getrokken, een onzichtbare, tot waar die stoel mag. Anders worden haar ogen nog slechter. En ook het volume heeft grenzen. Hij mag best hard, maar niet té hard.

Maar dit keer is alles anders. De strijd speelt zich niet voor maar op de tv af. Het is nu wel heel erg spannend. Door haar lichaamshouding heb ik geen zin tegen mijn zus in te gaan. Ik kijk eerst staand een stukje mee en neem dan rustig plaats op de bank.
Ik zwijg.
Lange tijd heeft ze me niet in de gaten. Haar hoofd hangt, de blik op de grond gericht.
Dan kijkt ze opzij. Het duurt even voor ze me herkent.
‘Het is toch niet echt hè, Willem?’
Er klinkt iets van paniek in haar stem.
‘Nee,’ zeg ik, met mijn laagste, meest vertrouwelijke stem. ‘Ze doen alsof. Het is maar toneel.’