Weerwoord

De Gouden Uil 2007: De schrijver als dekhengst

Categorie

Geachte Jeroen Brouwers,

Het is te lang geleden dat ik u een vriendelijke brief schreef naar aanleiding van het dankwoord dat u uitsprak toen u de Gouden Uil uitgereikt kreeg.

De exacte tekst van dat dankwoord kan ik me niet meer herinneren, maar het kwam erop neer dat u literaire prijzen afdeed als commerciële circussen, en de schrijver zelf was in dit circus niet meer dan een dekhengst. Zo ging het een tijdje voort in de voor u nogal karakteristieke stijl. Die stijl is niet helemaal de mijne, maar hij mag er wezen.

U, die de zuivere schoonheid en de pure zuiverheid altijd publiekelijk hebt aanbeden, vond het uiteraard verfoeilijk dat een serieuze schrijver voor dekhengst moest spelen. Niet ten onrechte, al riep uw boutade de vraag op waarom de serieuze schrijver dan niet thuis was gebleven, of nog beter, zich had teruggetrokken in een hutje in het Zwarte Woud. Ik ken daar alleraardigste hutjes, mocht u een eervolle uittocht overwegen.

Het had er overigens alle schijn van dat u maar al te graag te midden van lopende camera’s en schrijvende pers de dekhengst stond te wezen, maar, zo heb ik uit betrouwbare bron vernomen, u deinst niet terug voor een leugentje om bestwil. Het leven is moeilijk genoeg om dan ook nog eens altijd eerlijk te moeten zijn.

Ik heb u na die brief uit het oog verloren, waarvoor ik u mijn excuses wil aanbieden. U bent een belangrijk persoon en een groot schrijver, de Nobelprijs der Lage Landen was bijna aan u uitgereikt, als er niet iets kleins tussen was gekomen.

Dat de Lage Landen een Nobelprijs hadden was mij in de gauwigheid ontgaan, maar gelukkig hebt u mij en de rest van Nederland op deze omissie gewezen. Misschien moet de Gouden Uil voortaan de Büchnerpreis der Lage Landen gaan heten en de AKO-prijs de National Book Award der Lage Landen, dat klinkt stukken beter.

Wat stond er tussen u en de Nobelprijs? Geld.

Nu weigerde Hermans ooit de PC Hooftprijs, zoals u ongetwijfeld weet, omdat de minister van Cultuur een typefout had gemaakt waardoor er in plaats van 8.000 gulden prijzengeld 18.000 gulden was komen te staan. Ik meen dat het Hermans niet om het geld ging, maar om de slordigheid van de minister.

In het geval van uw Nobelprijs voor de Lage Landen is het allemaal iets anders gegaan.

Al een paar weken terug las ik in het weekblad Vrij Nederland een interview met u dat voornamelijk uit gefoeter bestond, niet in de laatste plaats gefoeter op de Nobelprijs der Lage Landen en dan met name het prijzengeld dat aan die prijs verbonden was.

Een debutant zou voor een debutantenprijs meer geld krijgen dan de winnaar van de Nobelprijs der Lage Landen. Alleen al bij die gedachte werd u witheet van woede.

Vervolgens foeterde u nog een tijdje door.

Weken gingen voorbij, tot ik bij terugkeer uit Afghanistan las dat u de Nobelprijs der Lage Landen had geweigerd, omdat er echt te weinig geld aan vast zou zitten. ‘Een fooi’ noemde u het, als ik me niet vergis.

Onderhandelingen om het prijzengeld van de lokale Nobelprijs op te krikken waren op niets uitgelopen.

Vervolgens kwam er een bescheiden discussie op gang, waaruit bleek dat schrijvers op leeftijd het moeilijk hadden. De lezer kreeg de indruk dat Jeroen Brouwers zich in de wintermaanden geen kachel kon permitteren en dat zijn koelkast gevuld was met een gerimpeld appeltje.

Zo gaan wij niet om met onze grootheden.

Ik heb daarom wat inkopen voor u gedaan. Als u mij uw adres geeft, zal mijn assistent de volgende spullen per aangetekende post aan u opsturen:

Een magnetron, opdat u ook diepvriesmaaltijden gemakkelijk kunt opwarmen. Een broodrooster. Een toastje is nooit weg rond Kerstmis. Een paar pantoffels, opdat uw voeten lekker warm blijven. Een bordeauxrode ochtendjas waarmee u op feestdagen door uw huis kunt spoken.

Maar daar wil ik het niet bij laten.

Gedurende de maanden met een ‘r’ - van september tot en met april dus - stel ik u vijftig euro per maand ter beschikking, opdat uw kacheltje lekker kan blijven snorren. Geeft u mij uw rekeningnummer, dan maak ik het meteen in orde.

Ik moet er niet aan denken dat u het koud hebt in de winter.

Het blijft vreemd dat iemand die het niet breed heeft die kleine twintigduizend euro die aan de Nobelprijs der Lage Landen vastzit weigert, maar sommige mensen maken het zich nu eenmaal graag moeilijk.

Als er in de lente nog steeds nood aan de man is, ben ik bereid samen met u op de Grote Markt te Brussel met de hoed in de hand rond te gaan. We zullen het de burgers van de Lage Landen eens goed inwrijven.

Velen willen hulp bieden en reizen dan af naar de derde wereld, naar Guatemala of naar Somalië. Wat een onnozelaars.

Wie Jeroen Brouwers in zijn midden heeft, heeft de derde wereld in zijn achtertuin.

Als ik aan u denk, zie ik een uitgedroogde steppe voor me. Maar ik kom naar u toe met een gietertje in mijn hand.

Met liefdevolle en bezorgde groet

Arnon Grunberg